Fecale incontinentie (FI) is het onvrijwillig verlies van rectale inhoud zoals vaste en vloeibare ontlasting, slijm of flatus. FI is geen diagnose maar een symptoom. Het wordt beschouwd als een stigmatiserende aandoening. Angst voor een ongelukje in het openbaar beperkt het sociale en beroepsleven voor degenen die het ervaren. Hoewel er veel behandelingsopties zijn, is de effectiviteit daarvan op lange termijn slecht onderzocht.
FI is een veelvoorkomende aandoening. De gerapporteerde prevalentie van FI bij de algemene bevolking varieert. Echte cijfers zijn moeilijk te verkrijgen. De prevalentie is lager wanneer:
A) gepersonaliseerde gegevensverzameling (zoals in persoonlijke interviews worden gebruikt) in vergelijking met gegevensverzameling via internet of per post1
B) als de frequentie te hoog is ingesteld (meer dan meerdere keren per maand)1
C) wanneer de definitie van fecale incontinentie wel ontlasting omvat, maar geen flatus1,2
De prevalentie is in recente studies meestal hoger (8,4 – 47%) in vergelijking met oudere literatuur, mogelijk als gevolg van gewijzigde attitudes en gebruikte definities.1,3-6 In een studie gepubliceerd in 2018 onder 71.812 personen in de VS, rapporteerde dat 14% FI had en 4,3% had dit in de afgelopen 7 dagen.7 Aangezien er een verband bestaat tussen FI en sluitspierruptuur bij obstetrisch trauma2, wordt algemeen aangenomen dat de prevalentie bij vrouwen hoger is dan bij mannen. Er zijn echter tegenstrijdige gegevens over prevalentieverschillen tussen mannen en vrouwen. In twee grote onderzoeken3,7 onder inwoners van de VS, lijkt er een hogere prevalentie bij mannen te zijn.
Andere studies rapporteerden geen geslachtsverschil5 of stelden een hogere prevalentie vast bij vrouwen.8 Risicofactoren geassocieerd met FI zijn toenemende leeftijd,3,5-7,9,10, chronische diarree of andere darmproblemen4-7,10, anorectale chirurgie of radiotherapie10, urine-incontinentie3-5 en obstetrisch trauma van de sluitspier.2,11
Personen met een neurologische aandoening of letsel hebben ook vaak last van FI, net als mensen met aangeboren afwijkingen en cognitieve stoornissen.10 De sociale en psychologische impact van het leven met FI is enorm. Een negatieve correlatie tussen FI en kwaliteit van leven is gedocumenteerd in de literatuur.12-15
Het niet in staat zijn om de ontlasting onder controle te houden is in de meeste culturen taboe en gaat gepaard met gevoelens van schaamte. Angst en bezorgdheid over het krijgen van een ongelukje in het openbaar is de belangrijkste reden waarom mensen met FI beperkt zijn in deelname aan sociale evenementen of het arbeidsproces. In het onderzoek van Brown et al.15 onder Amerikaanse vrouwen die ouder zijn dan 45 jaar voelde bijna 30% van deze vrouwen met FI zich vaak depressief en bij 40% werd vastgesteld dat het ernstige gevolgen had voor hun kwaliteit van leven. Bijna de helft van de proefpersonen had hun toestand niet besproken met een vriend, partner of geliefde, wat het taboe rondom FI benadrukt. Dit komt verder tot uiting in het lage percentage (29%) patiënten dat hun darmproblemen heeft besproken met een zorgverlener.
Het behandelen van FI is empirisch en geïndividualiseerd. De eerstelijnsbehandeling omvat bijna altijd dieetaanpassingen om een goede ontlastingsconsistentie te krijgen. Dit kunnen vezelsupplementen en/of medicijnen tegen diarree zijn. Oefeningen voor de bekkenbodemspier en biofeedback helpen deels. Darmspoelen kan succesvol zijn, vooral voor mensen met neurologische aandoeningen.16,17 Injecties met vulstoffen om de anale sluitspier strakker te maken heeft geleid tot enkele verbeteringen, evenals sacrale zenuwstimulatie via een implantaat. Chirurgische ingrepen om een anale sluitspier te repareren of te construeren zijn meer invasief en kennen complicaties die het gebruik ervan beperken. Ondanks deze verscheidenheid aan behandelingsopties, is het klinische bewijs van de effectiviteit ervan voor de meeste slecht.18-21 Veel mensen bereiken geen significante en langdurige verbetering in de vermindering van FI-episodes. Dit betekent dat veel patiënten afhankelijk zijn van opvangmateriaal in de vorm van luiers of inleggers of anale pluggen om de darmproblemen te beheersen.